LESOPBOUW

Een beproefde opzet om lessen op te baseren is het directe instructiemodel, welke bestaat uit 7 fasen. Bij deze gestructureerde wijze van lesgeven wordt stapsgewijs toegewerkt naar steeds meer zelfstandige verwerking. Door te kunnen differentiëren in instructietijd of door bij begeleide inoefeningen extra aandacht te kunnen geven is het mogelijk dat zowel sterke als zwakkere leerlingen de minimumdoelen kunnen halen. Bij de begeleide inoefeningen en bij de zelfstandige verwerking kunnen de leerlingen individueel opdrachten uitvoeren of samenwerken, zodat er zowel klassikale activiteiten en activiteiten in subgroepen zijn. Het bezit elementen van de cognitieve psychologie, wat wil zeggen dat er vanuit wordt gegaan dat kinderen effectief leren als zij nieuwe informatie kunnen verbinden aan aanwezige kennis.

Fase 1 t/m 5 zijn de fases waar het boek De Kunst van het Vinden boekje op gericht is. Fase 6 en 7 zijn wel belangrijk voor een effectieve didactiek, dus binnen je lessen moet hier tijd en ruimte voor zijn.

Fase 1. Voorkennis activeren: 
- De onderwijsactiviteit start met het ophalen van voorkennis en/of het bespreken van het voorgaande werk.

Fase 2. Doelen introduceren/ oriëntatie: 
- De docent presenteert het onderwerp van de les. Ook benoemt hij/zij de lesdoelen en bespreekt het belang van de lesstof.

Fase 3. Instructie:
- In kleine stappen onderwijst de docent de leerstof.
- De instructies zijn altijd zoveel mogelijk interactief met de leerlingen door werkvormen te gebruiken (spelletjes en/of vragen) die betrokkenheid genereren en die aansluiten bij hun belevingswereld.
- Het is goed om hier voorbeelden uit de kunstgeschiedenis en kunsttheorie te gebruiken om  de relevantie van een thema of techniek te laten zien. Zo begrijpen de leerlingen het doel van een opdracht beter, terwijl je ze ondertussen ook bekend maakt met kunstenaars of stromingen. Namen en jaartallen en dergelijke kunnen worden benoemd, maar dat is ondergeschikt aan de thematische of technische relevantie. Op die manier wordt er gebruik gemaakt van kunstbeschouwelijke principes en kunst- en cultuurtheoretische inhouden als een middel om de waarde van het vrije en creatieve denken te illustreren.

Fase 4. Begeleide inoefening:
- Klassikaal of onder begeleiding van de docent oefenen de leerlingen de zojuist aangeboden leerstof.

Fase 5. Zelfstandige verwerking:
- In deze fase gaan de leerlingen zelfstandig aan de slag.
- Tijdens het werken aan de opdracht op individueel vlak de leerlingen helpen.
- Zorg er voor dat de leerlingen zelf naar je komen bij vragen en problemen die jij niet signaleert.
- Op het moment dat veel leerlingen eenzelfde vraag hebben, de aandacht centraal krijgen en het klassikaal uitleggen.

Fase 6. Evaluatie:
- Controleer door vragen te stellen aan de leerlingen of het lesdoel bereikt is.

Fase 7. Terug- en vooruitblik:
- De docent plaatst de les in de context van de andere lessen en geeft aan welke activiteit er eventueel gaat volgen.

 
 
 
 
E-mailen
Bellen
Map