Niet het leerdoel van de docent staat centraal, maar het onderwijs aan de leerlingen. Een docent moet zich bewust zijn van het perspectief en de ontwikkelingsgebieden van de leerling en de lessen didactisch zo inrichten dat er ruimte is voor zijn/haar ideeën.
Er kan veel verschil binnen een groep zijn wat betreft ontwikkelingsfases. Dat maakt dat, naast een juiste instructie en begeleiding met oog voor differentiatie, het ook belangrijk is dat er voldoende momenten zijn om zowel klassikaal als individueel in gesprek te kunnen gaan.
Een docent moet zorgen voor een veilig leerklimaat en bekijken waar hij/zij op kan anticiperen om te zorgen voor een zo optimaal mogelijk leeromgeving. Hierbij hoort ook niet opbrengstgericht zijn; geen prestatiedruk opleggen om de leerlingen de kans te geven te onderzoeken en te experimenteren zonder dat ze bang hoeven te zijn voor een waardeoordeel.
Een docent moet leerlingen zoveel mogelijk spelenderwijs laten leren door afwisseling in werkvormen, ook als het instructie betreft. Het is altijd beter dat leerlingen uitdagingen aangaan vanuit een intrinsieke motivatie dan dit te verplichten.